“Zo zou je elke fictie die elementen bevat als spiritisme,
mythologie, magie, waarzeggerij, het bovennatuurlijke,
enzovoort, fantasy kunnen noemen.”
– L. Ron Hubbard

Een introductie tot Sciencefiction
door L. Ron Hubbard
(vervolg)

Slechts een tiende van mijn verhalen viel onder de noemers sciencefiction en fantasy. Ik was wat men een veelschrijver noemde en deze genres waren domweg niet groot genoeg om alles op te nemen wat ik kon schrijven. Ik dankte mijn bekendheid oorspronkelijk aan andere genres, die ik vóór het gesprek bij Street & Smith al acht jaar beoefende.

Campbell zei het niet met zoveel woorden, maar hij beschouwde het merendeel van de verhalen die ik hem gaf niet als sciencefiction, maar als fantasy, wat iets heel anders is. Een aantal ervan waaronder Final Blackout, publiceerde hij grif als sciencefiction. Veel meer verhalen, eigenlijk. Ik had zelf een min of meer wetenschappelijke achtergrond, had wat onderzoek gedaan op het gebied van raketten en vloeibare gassen, maar bestudeerde in die tijd oudere takken van wetenschap, om te zien of de mens ooit iets van waarde had bedacht. Die bezigheid en een voorkeur voor de oude vertellingen van Duizend-en-een-nacht, inspireerden me tot heel wat fantasyverhalen. Voor die verhalen richtte Campbell een ander tijdschrift op, Unknown. Zolang ik daarvoor schreef, bleef het bestaan. Maar de oorlog brak uit en ik en anderen vertrokken; ik geloof dat Unknown het maar veertig maanden heeft volgehouden. Het was moeilijk om aan zulke romans te komen. En het was eigenlijk ook Campbells sterke kant niet.

Dus wie wil beweren dat sciencefiction een tak is van fantasy of een verlengstuk ervan, komt helaas in botsing met de termen die de auteurs zelf van oudsher hebben gehanteerd. Dit is een tijdperk van samengevoegde genres. Ik hoor verschillende soorten muziek die als soep worden gemengd. Ik zie zo veel verschillende dansstijlen die tot één “dans” worden verweven, dat ik me afvraag of de choreografen nog wel echt op de hoogte zijn van de verschillende dansstijlen. Er heerst tegenwoordig het idee dat nieuwe dingen alleen door conflict tot stand gebracht kunnen worden. Misschien dat de filosoof Hegel dit introduceerde, maar hij zei ook dat oorlog nodig was om mensen geestelijk gezond te houden en nog meer van dat soort onzin. Als alle nieuwe ideeën voortkomen uit een conflict tussen oude, dan ontkent men eigenlijk dat er nieuwe ideeën kunnen ontstaan.

Wat is dan zuivere sciencefiction?

Er wordt wel gesteld dat sciencefiction moet voortkomen uit een tijd waarin er natuurwetenschap bestaat. Op gevaar af dat ik nu iedereen over me heen krijg – een risico dat ik mijn hele leven al neem en dat me al zo vaak is overkomen hoewel het me nooit heeft gehinderd en het me geen moment van mijn werk heeft afgehouden – wil ik een paar dingen vaststellen:

Sciencefiction volgt NIET op een wetenschappelijke ontdekking of ontwikkeling. Ze kondigt mogelijkheden aan. Ze vraagt de lezer zich met de toekomst bezig te houden. Maar ze heeft geen voorspellende waarde. Ze is de droom die voorafgaat aan de dageraad waarin de uitvinder of wetenschapper ontwaakt en naar zijn boeken of laboratorium gaat met de woorden: “Ik vraag me af of ik die droom zou kunnen verwezenlijken in de wereld van echte wetenschap.”

Sciencefiction volgt NIET op een wetenschappelijke ontdekking of ontwikkeling. Ze kondigt mogelijkheden aan. Ze vraagt de lezer zich met de toekomst bezig te houden.

Je kunt teruggaan tot Lucianus, tweede eeuw na Christus, of Johannes Kepler (1571–1630) – grondlegger van de moderne dynamische astronomie en schrijver van Somnium, een denkbeeldige ruimtevlucht naar de maan – of tot Mary Shelley en haar Frankenstein, of tot Poe of Verne of Wells en je afvragen of dat nu echt sciencefiction was. Laten we een voorbeeld nemen: een man vindt een eierklopper uit. Een auteur schrijft later een verhaal over een eierklopper. Daarmee heeft hij geen sciencefiction geschreven. En voortbordurend op dit voorbeeld: een man schrijft een verhaal over twee stukken metaal die je zo kunt hanteren dat je er een ei mee klopt, maar een dergelijk werktuig bestond eerder nog niet. Dan heeft hij sciencefiction geschreven. Een week – of misschien wel honderd jaar later leest iemand het verhaal en zegt dan: “Wel, wel. Misschien kun je dat doen.” En maakt een eierklopper. Maar of het nu al dan niet mogelijk was eieren te kloppen door het hanteren van twee stukken metaal, en of iemand het daarna al dan niet ook daadwerkelijk gedaan heeft, de man hééft sciencefiction geschreven.

Wat te zeggen van het woord “fiction”? Het is een soort homograaf. Het betekent twee verschillende dingen. Een letterendocent weet dat het betekent: “Vertelwijze waarbij gebruik wordt gemaakt van verzonnen elementen; daaronder kunnen vallen romans, korte verhalen en toneelstukken.” Het is afgeleid van het Latijnse fictio, vorming, verlichting, van fictus, voltooid deelwoord van fingere, aanraken, vormen, vervaardigen.

Maar als we er het woord “science” (wetenschap) aan toevoegen, krijgt het woord “fiction” twee betekenissen: (1) de wetenschap die in het verhaal wordt gebruikt, is althans voor een deel fictie; en (2) elk verhaal is fictie. Volgens het woordenboek is sciencefiction “toekomstverhaal of -beeld waarin de (verzonnen) natuurwetenschappelijke ontwikkelingen en de vooruitgang van de techniek een grote rol spelen”.

Dus, op grond van de woordenboekdefinitie en op grond van heel wat discussies met Campbell en collega-schrijvers in die tijd, kan ik stellen dat sciencefiction te maken heeft met het materiële universum en met wetenschap: daaronder kunnen vallen economie, sociologie, medicijnen en dergelijke, die alle een materiële basis hebben.

Maar wat is dan fantasy?

Nou, geloof me, als het gewoon “het aanwenden van een levendige verbeelding”, zou zijn, dan zouden een heleboel economen en ambtenaren in aanmerking komen om door-de-wol-geverfde schrijvers te worden genoemd! Het woord “verbeelding” in verband brengen met fantasy, zou bijna zoiets zijn als een hele bibliotheek “een paar woorden” noemen. Die term is te simplistisch en te algemeen.

In deze moderne tijden zijn veel ingrediënten van “fantasy” als fictiegenre van het toneel verdwenen. Je treft ze zelfs in encyclopedieën nauwelijks meer aan. Het waren zaken als spiritisme, mythologie, magie, waarzeggerij, het bovennatuurlijke en tal van andere soortgelijke gebieden.

Geen ervan had eigenlijk iets uitstaande met het echte universum. Dat hoeft niet te betekenen dat ze geen waarde hadden of niet een nieuwe bloei zouden kunnen beleven; het betekent alleen dat de mens tegenwoordig alleen nog maar zwelgt in het materiële.

Maar wat is dan fantasy?

Nou, geloof me, als het gewoon ‘het aanwenden van een levendige verbeelding’, zou zijn, dan zouden een heleboel economen en ambtenaren in aanmerking komen om door-de-wol-geverfde schrijvers te worden genoemd!

Het merendeel van deze zaken bestaat uit onjuiste gegevens, maar er zal vermoedelijk nooit een tijd komen waarin al dergelijke verschijnselen verklaard zullen worden. De voornaamste reden waarom een kennisgebied van een dergelijke omvang geheel uit het gezicht is verdwenen, is dat de materiële wetenschap zoveel successen boekt. Maar het valt me wel op dat zodra de moderne natuurwetenschap weer eens denkt de kern der dingen bereikt te hebben, ze stuit op dingen (en ze soms overneemt) als de Egyptische mythe dat de mens uit klei is geboren of zoiets. Ik wil alleen maar zeggen: er zijn tal van verschijnselen die we niet kunnen afdoen als “materieel”. Het zijn de niet-materiële, niet-universele thema’s. En hoe onjuist veel van de oude denkbeelden ook waren, ze hielden stand; wie weet bevatten fragmenten ervan toch een zekere waarde. Je zou ze moeten bestuderen om volledig te kunnen bevatten wat er aan kennis en overtuigingen mogelijk is. Laat nu niemand zeggen dat ik in al die dingen geloof: ik zeg alleen dat er nog iets meer is dan hartstochtelijk – en zelfs dwaas – materialisme.

“Fantasy” wordt in het woordenboek gedefinieerd als “literaire of dramatische fictie gekenmerkt door uitermate fantasievolle of bovennatuurlijke elementen”. Zelfs die definitie schiet te kort.

Zo zou je elke fictie die elementen bevat als spiritisme, mythologie, magie, waarzeggerij, het bovennatuurlijke, enzovoort, “fantasy” kunnen noemen. Duizend-en-een-nacht was een bundeling van de sprookjes van tal van landen en beschavingen – niet enkel maar uit Arabië zoals velen geloven. De feitelijke titel ervan was Duizend-en-een-nachten van Vermaak. Het wemelt van voorbeelden van fantasy-fictie.